Ooit was Helma een kei in tekenen. En, zoals ‘wij Brabanders’ zeggen (moet je mij horen, als geboren Gooische kakkerrr), ze vond het ook “keileuk” om te doen. Helma was nog klein, een kleutertje nog, toen ze niks liever deed dan met papier en kleurpotloodjes de mooiste kunstwerken te fabriceren. Die deelde ze vervolgens uit aan iedereen die haar werk bewonderde. Zelf bij de plaatselijke kapper en groenteboer hingen haar kleurrijke verhalen, van huizen, mensen, bomen, dieren – zelfs haar nachtelijke dromen versierden vele muren.
Haar tomeloze enthousiasme zette zich ook in de jaren daarna voort. Tot Helma een jaar of elf was, want toen gingen de mensen om haar heen het toch wel een klein beetje raar vinden. Zo’n groot kind, dat nog steeds zóveel tekende en zelfs tekeningen uitdeelde… dat hoort niet. Op die leeftijd moet je je voorbereiden op de middelbare school en je met serieuzere zaken bezighouden. Je moet je best gaan doen op school, goede cijfers halen. Je moet een Cito-toets maken, waarmee je laat zien wat je waard bent, op welk niveau je presteert, wat je in huis hebt. En daarna, op de middelbare school, moet je werken aan je toekomst. Al snel moet je zorgen dat je het juiste vakkenpakket kiest, want daarmee vergroot je je kansen op maatschappelijk succes. Onvoldoendes straffen je af, die zijn immers het keiharde bewijs dat je het niet kunt. Dat je niet genoeg bent, ondermaats scoort, ‘niet mee kan’.
Voorzichtig peperde haar omgeving de prestatie-boodschap bij Helma erin. Haar ouders verboden haar zelfs om nog dagelijks te tekenen. Eerst deed ze het daarom nog stiekem, in een rijkelijk versierd schriftje dat ze in haar bureaulaadje wegstopte. Maar langzaamaan kalfde haar enthousiasme toch af. Andere zaken kwamen ervoor in de plaats. Als tiener kreeg ze nieuwe vriendinnen, waarmee ze urenlang op een bankje zat te giechelen. De hoeveelheid huiswerk nam toe en slokte veel tijd op. Dat presteren belangrijk was, was een boodschap waar iedereen naar leefde, die dagelijks uitgedragen werd. Dit was het echte leven.
Na het behalen van haar Havo-diploma koos Helma voor een economische studie. Daar zat immers potentie in. Wat ze precies wilde worden, was haar nog niet helemaal duidelijk, maar dat het íets moest zijn met cijfers en geld in het bedrijfsleven – zoveel was wel duidelijk. Dat bood zekerheid. En eigenlijk vond ze dat ook best wel leuk, ze was er goed in en keek ernaar uit om later een goedbetaalde baan te krijgen, misschien wel op een bank ofzo. Haar ouders konden trots op haar zijn!
Aldus geschiedde. Vijf jaar later kreeg Helma haar eerste baan bij een accountantskantoor, nadat ze haar opleiding succesvol had afgerond. De eerste jaren waren leuk. Ze had veel jonge, energieke collega’s om zich heen, met wie ze na werktijd nog vaak leuke dingen ondernam. Maar na zes jaar accountancy begon er toch iets te knagen. Helma ging steeds vaker met tegenzin naar haar werk. Langzaam veranderde het werk in een sleur, het kantoor in een energie slurpende entiteit waar ze zich dagelijks naar toe moest slepen… tot ze uiteindelijk in een burn-out terecht kwam. Haar lichaam was ‘op’ en schakelde over op de noodstand. Haar lichaam gaf haar een duidelijk signaal: ze moest weer gaan vóelen.
En zo kwam Helma, begin dertig, bij mij terecht. Totaal uitgeput, ontredderd bijna. En gingen we samen op pad, op zoek, naar datgene wat leek te zijn verdwenen. En kwamen we tot de ontdekking dat Helma al jong had geleerd om vanuit angst te leven, gericht op presteren, waardoor ze veel stress had opgebouwd. Ze had altijd heel veel gemoeten. Vooral maatschappelijk succesvol zijn, waarvoor ze veel kennis en vaardigheden had moeten aanleren. Alles wat niet in dat straatje paste, had ze laten varen. Ook haar grootste passie: tekenen. Daar was ze weliswaar goed in geweest, als kind, maar dat was als iets onbelangrijks terzijde geschoven.
Leven vanuit passie, wie doet dat tegenwoordig nog? Hebben we allemaal niet een of meerdere passies, die we ‘omwille van iets groters’ hebben laten varen? Van de wereld om ons heen moeten we het niet hebben, als het om passies gaat. De maatschappij is niet gericht op het vrijmaken van ons potentieel; laat staan op het leven vanuit passie. Meestal wordt dat er al heel snel ‘uitgeramd’. Kinderen zien het daardoor ook niet bij hun ouders, want die hebben het óók niet geleerd. En je op latere leeftijd verbinden met je passie is uiterst lastig. Helma had nog het geluk dat haar passie in haar jeugd nadrukkelijk aanwezig was geweest; dat die zich weer aandiende, dat ze zich hem kon herinneren. Maar de meesten van ons kunnen zelfs dát niet eens meer…
Je verbinden met je passie: waar moet je dan naar op zoek? Als je simpelweg niet weet wát je moet terugvinden in jezelf…?
Mocht deze blog je aan het denken hebben gezet, en zou je je gedachten graag eens willen verhelderen, maak dan een afspraak met mij voor een gratis waardengesprek. Je bent van harte welkom!